Differentiëren is omgaan met verschillen tussen je leerlingen, in dit geval bij begrijpend lezen. Ook ervaren leerkrachten geven aan dat differentiëren niet gemakkelijk is in een diverse klasgroep, met kinderen met verschillende noden en interesses. Krachtig differentiëren betekent echter niet dat jij als leerkracht ieder kind op elk moment individueel moet ondersteunen of voor elk kind een aangepaste leestaak moet voorzien. Dat is niet haalbaar en ook niet wenselijk.
Deze drie stappen kunnen je op weg helpen om te differentiëren in je klas.
1. Focus eerst op wat gemeenschappelijk is voor de hele klasgroep.
2. Leg de differentiatie voor een deel bij de leerlingen zelf.
Een inspiratiefiche over differentiëren bij begrijpend lezen, van het Centrum voor taal en onderwijs, kun je hier downloaden.
1. Focus eerst op wat gemeenschappelijk is voor de hele klasgroep.
De basis blijft een krachtige begrijpend leesactiviteit die voldoet aan de vijf sleutels. Meestal start je met een gezamenlijke motiverende aanknoping, een duidelijke instructie en een interessant leesdoel. Ook een korte gezamenlijke afronding is vaak zinvol. Tijdens die momenten delen de leerlingen onder jouw begeleiding inzichten en ervaringen met elkaar.
2. Leg de differentiatie voor een deel bij de leerlingen zelf.
- Denk vooraf goed na over hoe leerlingen elkaar krachtig kunnen ondersteunen en maak hierover concrete afspraken met hen. Bijvoorbeeld: niet voorzeggen of overschrijven, maar samen zoeken en overleggen.
- Laat leerlingen geregeld zelf kiezen tussen twee of meer mogelijkheden: welke tekst(en) lezen ze? Welke verwerkingsopdracht doen ze? Welke vragen beantwoorden ze? Welke leesstrategie(ën) willen ze inzetten? Gebruiken ze extra ondersteuning (bv. een strategieënkaart) of niet? Ga over die keuzes met leerlingen in gesprek. Waak erover dat ze blijven ontwikkelen en leesuitdagingen blijven aangaan.
3. Neem zelf krachtige differentiatiemaatregelen.
- Vang tempoverschillen op: door een extra opdracht te voorzien voor de snelle lezers, door het begin en het einde van de tekst zelf voor te lezen, door leerlingen meer of minder vragen te laten beantwoorden bij een tekst, ...
- Verschillen op het vlak van technisch lezen kan je aanpakken: door in een miniklas extra te ondersteunen, door binnen de werkvorm ‘verdeelde informatie’ teksten of tekstdelen van verschillende lengte en moeilijkheidsgraad te voorzien, door erg zwakke lezers te laten luisterlezen (met hoofdtelefoon), ...
- Houd rekening met verschillen in concentratie en taakspanning: door de plaatsing van de leerlingen in de klas, door leerlingen een hoofdtelefoon te laten gebruiken, door met een wekkertje of timer aan te geven hoelang leerlingen gefocust moeten werken, …
- Verschillen op het vlak van taalbegrip kan je verkleinen: door bij het oproepen van de voorkennis en ervaringen over het onderwerp belangrijke begrippen in het gesprek te gebruiken en te verduidelijken (bv. visualiseren, synoniemen of antoniemen gebruiken, voorbeelden geven, laten vertalen in de thuistaal), door heterogene duo’s te vormen zodat leerlingen elkaar kunnen ondersteunen, ... Eventueel kan je vooraf met een klein groepje leerlingen in gesprek gaan over het onderwerp van de tekst (preteaching).